Allons à Lafayette. Qua stijl situeert Cajun-muziek zich, net als rockabilly, ergens tussen country- en bluesmuziek. Maar toch gaat het een volledig andere richting uit. Cajun is een volksmuziek en bestaat al heel wat langer. In de late jaren van de 18de eeuw was het zingen van ballades bij de Cajuns al heel populair in Louisiana. In de 19de eeuw werd de fiddle de muzikale heerser in Cajun-kringen. In de jaren 1870 werd de accordeon (via Duitsland) geïntroduceerd en in 't begin van de 20ste eeuw was Cajun-muziek, vooral instrumentaal met Cajun-accordeon en fiddle, reeds heel populair op dansparty's, huisfeestjes en picknicks. De "zwarte Cajuns" speelden "Creole-muziek" (later: Zydeco). Vanaf de jaren '20 gebruikten de Cajuns ook de gitaar als instrument.

Niettegenstaande er lang voordien reeds Cajun gespeeld werd, dateerde de eerste Cajun-opname van 27 april 1928 waarvan de plaat enkele maanden later uitkwam (toen waren er nog geen cd's, maar draaiden de platen toch ook al aan de behoorlijke snelheid van 78 toeren per minuut). De klassieker "Allons A Lafayette" werd in New Orleans voor Columbia opgenomen door Joe (Joseph) Falcon. Joe Falcon, geboren in 1900, kreeg van z'n vader z'n eerste accordeon toen hij 7 jaar oud was. Voor alle duidelijkheid: een cajun-accordeon is uiterlijk van kleiner formaat dan de bij ons bekende accordion en het brengt een specifiek geluid voort die nog eerder te vergelijken is met dat van een mondharmonica dan dat van de vogeltjesdans-accordeongeluiden… Deze eerste Cajun-plaat werd opgenomen, nadat George Burr, een juwelier uit Rayne, toestemde om een aantal platen in z'n winkel te koop te zullen aanbieden. Joe zorgde voor de zang + accordeon en z'n vrouwtje Cleoma Breaux speelde mee op klassiek gitaar. Eigenlijk was het oorspronkelijk de bedoeling dat een zeker Leon Meche uit Bosco, Louisiana dat nummer zou zingen op die plaat. Maar toen deze man klaar stond om zich naar de plaats te begeven voor deze historische daad werd hij zo zenuwachtig en, overvallen door faalangst, vroeg hij toch maar aan Joe om dit nummer zelf in te zingen. In de studio (waar ze gewoon waren te werken met grote orchestra) hoorden Joe en Cleoma eerst dat 2 personen niet genoeg was om een plaat op te nemen, maar George overtuigde de studioman toen hij zei dat hij 500 exemplaren wou laten persen. De studio-engineer geloofde nooit dat George die allemaal zou kunnen verkopen, maar dat zou dan zijn probleem niet zijn, zolang hij maar door George betaald werd. Toen ze het nummertje als voorproefje speelden, zei de studioman (die uiteraard niets van de tekst verstond) dat er uit die 2 instrumenten meer muziek kwam dan hij ooit gehoord had. Joe werd bijzonder populair in Zuid-Louisiana. Als hij een tiental kilometer van huis moest optreden was dit reeds ver voor hem om er met paard en kar heen te trekken, maar de mensen kwamen naar z'n optredens in Lafayette zien vanuit Lake Charles en Baton Rouge wat ruim 120 km ver was. Joe stoptte toen met werken op z'n vaders boerderij en werd een voltijds professioneel muzikant die hoofdzakelijk in zuidwest Louisiana en oost-Texas optrad. In de jaren '30 nam Joe platen op voor Columbia, Decca, Bluebird en Okeh met opnamesessies in New Orleans, New York, Atlanta en San Antonio, steeds samen met z'n vrouw (op gitaar en soms op dobro), die in 1941 plots overleed. Hijzelf stierf in Crowley in 1965. Joe Falcon was de nonkel van de bekende Swamp Pop-zanger, Johnnie Allan (een rasechte Cajun die een gouden plaat kreeg voor z'n versie van Chuck Berry's "Promised Land"). Johnnie Allan speelde naast Swamp Pop ook wel Cajun. Zo speelde hij begin jaren '50 gitaar bij Walter Mouton & the Scott Playboys en een paar jaar later steel gitaar bij Lawrence Walker. Onder de naam Cajun Born (die als groep eigenlijk nooit echt bestond, maar waaronder ze gewoon met enkele artiesten samen wat opnames gemaakt hadden) zong hij ook Cajun en tussen z'n eigen Swamp Pop-nummers vallen ook wel hier en daar wat van z'n Cajun-invloeden te rapen. Volgens Johnnie Allan was Joe Falcon een uiterst goedhartige man, die telkens hij enkele dollars verdiende (met z'n muziek) daar een deel van weggaf aan vrienden of familie "in nood". Heel kort na de opname van Joe Falcon volgde meer Cajun op vinyl van o.m. Leo Soileau (& Mayeus Lafleur op accordeon), Amédé Ardoin, The Breaux Brothers, Dennis McGee, Lawrence Walker, Angelas Lejeune en Columbus Frugé op de labels Victor, Paramount, Brunswick en Okeh.

 

 

Dennis McGee (fiddler-zanger) die al optrad sinds het jaar 1907 nam z'n eerste plaat op in 1929. Dit gebeurde, naast z'n stembanden, met 2 fiddles, een accordeon en een triangel. Hij speelde vaak samen met de zwarte accordeonist Amédée Ardoin. Naast z'n enorme bijdrage die hij leverde voor de Cajun-muziek, hielp hij ook sterk aan de bevolkingsaangroei van de Cajuns. Hij trouwde 3 maal en had in z'n eerste huwelijk 1 kind, in z'n tweede huwelijk 4 kinderen en in z'n derde huwelijk nog eens 10 kinderen! (En dan maar uitleggen dat die de ganse dagen keihard moesten werken om rond te komen en in hun vrije tijd voortdurend muziek speelden…) Ook op oudere leeftijd kon hij nog heel genietbaar spelen, zingen en praten. Spelen deed hij nog o.m. met Michael Doucet & Beausoleil en z'n zang, gefiddle en gepraat kun je misschien nog het beste bewonderen op de Cajun en Zydeco-videodocumentaire "J'ai été au bal", waarin hij (net als The Hackberry Ramblers, Nathan Abshire, Canray Fontenot, D.L. Menard, Balfa Brothers, Marc & Ann Savoy, Michael Doucet, Clifton Chenier, Paul Daigle, Walter Mouton & The Scott Playboys, Queen Ida, Rockin' Sidney, Wayne Toups, etc.) te bewonderen is. Dennis McGee stierf in 1989 op 96-jarige leeftijd.

 

Een andere grootheid in de Cajun-muziek, Leo Soileau, had in z'n beginjaren van Dennis McGee veel fiddle-songs leren spelen. Leo Soileau (die tijdens optredens voordien naast Cajun ook Hillbilly speelde) zorgde voor de eerste opnames met Cajun-fiddle (viool) in oktober 1928. Met "Mama Where You At" (ook gekend als "Hey Mom") werd de 2de Cajun-plaat geboren. Een juwelier (alweer een juwelier) uit Opelousas (die ook platen verkocht in z'n zaak) kwam hiervoor naar Basile om Soileau en Mayeus Lafleur (z'n accordeonist) te overtuigen om op te nemen. Voor die opnames werden ze naar Atlanta, Georgia gestuurd wat voor hen toen een erg lange trip was.De opnamesessies werden eerst gemaakt in een lawaaierig hotel nabij een treinspoor. Doordat het er te lawaaierig was om op te nemen werd de sessie uiteindelijk verhuisd naar naar een kleine houten woning in de bossen. Dit bleek uiteindelijk een hoofdkwartier van de Ku Klux Klan te zijn. Soileau herinnerde zich overal puntmutsen en klan-uniformen te zien hangen. Alsof ze nog niet zenuwachtig genoeg waren om hun eerste opnames te maken… Negen dagen na die opnames, traden ze op in Basile. Op de terugweg stopten ze bij een vriend om wat Moonshine te drinken, maar tijdens hun bezoek kwamen 2 moonshine-dealers begeleid door een gewapende man bij die vriend om over zaken te ruziën. Dit liep uit op een zware ruzie waarbij eerst hun vriend zwaargewond neergeschoten werd en nadien, toen Mayeus Lafleur die vriend ter hulp liep werd Lafleur doodgeschoten. Leo Soileau kon nog net dekking zoeken toen ook op hem geschoten werd, maar dan ging de dader (die naar Angola gestuurd werd voor een levenslange gevangenisstraf, maar in z'n "2de leven" vrijgelaten werd door politieke connecties) er vandoor. Daarna had Leo Soileau nog ander accordeonisten maar begin jaren '30 werd z'n fiddle het hoofdinstrument. Toen ook Hillbilly en Western Swing in Zuid-Louisiana populairder werden, werd de accordeon (die al sinds de jaren 1880 de Cajun-muziek domineerde!) door verschillende andere Cajun-bands ook als hoofdinstrument verdrongen door snaarinstrumenten (vooral fiddle, gitaar en de bands werden ook vaak uitgebreid met instrumenten als steel-gitaar, contrabas, dobro, mandoline,…). Deze Cajun-muziek waarin er veel Country-invloeden te horen waren, werd dan Cajun-Country genoemd. Zo waren er ook The Hackberry Ramblers,The Rayne-Bo Ramblers en iets later ook Doug Kershaw, Happy Fats, Harry Choates, Vin Bruce, … In 1934 introduceerde Leo Soileau ook als eerste een drummer in een Cajun-band. Leo Soileau stierf in 1980 (2 augustus) op 76-jarige leeftijd.

 

 

Naast Joe Falcon (+ Cleoma Breaux) en Leo Soileau (+ Mayeus Lafleur) was er ook nog de zwarte Amédée Ardoin die in datzelfde jaar (eind 1928 voor Columbia) Cajun-opnames maakte. Daarna nam hij nog platen op voor Brunswick, Vocalion, Decca, Melotone en Bluebird. Doordat deze kleine man de eerste "zwarte cajun" was die opnam wordt z'n muziek vaak als "The Roots of Zydeco" bestempeld. Toch is de muziekstijl die hij bracht, pure Cajun. Z'n zang en accordeonstijl waren net hetzelfde als die van de blanke Cajuns toen. Z'n opnames gebeurden vaak samen met fiddler Dennis McGee, waarmee hij sedert 1921 vaak samen speelde. Amédée Ardoin kreeg het in deze tijden, als zwarte muzikant die voor een blank publiek optrad, wel eens zwaar te verduren (niettegenstaande hij er de kloof tussen blank en zwart die er toen was, bij velen verkleind had). Hij werd alcoholist en in de late jaren '30 werd hij in de gevangenis opgenomen, waar hij later overleed (onder nog steeds onduidelijke omstandigheden).

 

Amédée Breaux (geboren 25 september 1900) van The Breaux Brothers (Amédée en Ophy) schreef "Ma Blonde Est Partie" en nam het op voor Columbia op 18 april 1929. Dit nummer werd later bekend onder de titel "Jole Blon" (Jolie Blonde) die voor Harry Choates (cajun-fiddler met western swing-invloeden) een hit werd in 1946. Dit nummer, die o.m. ook nog gecoverd werd door country-artiesten als Moon Mullican, Roy Acuff, Red Foley, Waylon Jennings, …) wordt zowat beschouwd als het volkslied van de Cajun. Amédée speelde accordeon en zong, terwijl z'n jongere broer Ophy hem begeleide op gitaar. Hun zus Cleoma Breaux (of Cleoma Falcon, daar ze Joe Falcon's eerste vrouw was) was ook geregeld actief present bij hun opnames. The Hackberry Ramblers was een Cajun-band die verder ook inspiratie haalde bij Bob Wills (Western Swing) en Jimmie Rodgers (hillbilly). Groepsleider Luderin Darbone (fiddler uit Evangeline) stichtte deze band op nadat hij samen met Edwin Duhon (gitarist en later ook accordeonist uit Hackberry) wat nummertjes speelde. Luderin kon wat Hillbilly-deuntjes spelen, terwijl Edwin Cajun-songs kon. Samen met zanger-gitarist Lennis Sonnier ontwikkelden ze dan een eigen Cajun-stijl.

The Hackberry Ramblers werden opgericht in 1933 en halverwege de jaren '30 waren ze de populairste Cajun-band. In het begin traden ze enkel op met fiddle en 2 gitaren. The Hackberry Ramblers was de eerste Cajun-band die met elektrische versterkers speelde (volgens sommige bronnen de eerste, volgens andere: één van de eerste…) Halverwege de jaren '30 waren de dansers in Zuid-Louisiana stomverbaasd dat de live-muziek niet enkel vanop het podium, maar ook vanuit het andere uiteinde van de zaal kwam. Samen met Joe Werner namen Sonnier en Darbone ook nummers op onder de naam: The Riverside Ramblers. Zo hadden ze in 1936 het nummer "Wondering", die in 1952 door Honky Tonk-country artist Webb Pierce een beroemde klassieker werd. The Hackberry Ramblers werden later ook nog versterkt door Crawford Vincent (meervoudig instrumentalis uit Gueydan) en Eddie Shuler (eerst als zanger, maar leerde dan ook gitaar spelen). Eddie Shuler bleef bij de band van 1942 tot 1945 tot hij z'n eigen band vormde. Toen de accordeon in de late jaren '40 weer z'n populariteit herwon in de Cajun-wereld, verzorgde Edwin Duhon het accordeonwerk in de band. Door de jaren heen leerde hij ook zowat alle andere instrumenten spelen. Doordat hij een belangrijke voorman was op de olievelden en ook plaatselijk politiechef geweest was, was hij vaak een tijdlang afwezig. Telkens toen hij terugkwam en zag dat er hem iemand in de band vervangde, mocht die vervanger blijven en nam hij wel een ander instrument voor z'n rekening. De vrolijke, sympathieke Hackberry Ramblers zijn nog steeds actief (zowel op het podium als in de studio) met Edwin Duhon op accordeon en Luderin Darbone op fiddle en hebben sedert het jaar 1933 verschillende bezettingen gekend (en hebben er ook een paar keer tijdelijk de brui aan gegeven) maar draaiden steeds terug rond Luderin Darbone en Edwin Duhon. Op http://www.cnn.com/SHOWBIZ/9711/11/hackberry.ramblers/ kan je een door CNN, 40 seconden durend, opgenomen stukje van een optreden downloaden en eventjes meegenieten van de hedendaagse Hackberry Ramblers.

 

Naast The Hackberry Ramblers waren Happy Fats and the Rayne-Bo Ramblers (met o.m. Joe Werner) de meest succesvolle act, die voor het Bluebird label opnam. Bluebird was een sub-label van RCA en later werd Happy Fats ook op het echte RCA Victor label geplaatst. LeRoy "Happy Fats" LeBlanc werd geboren in Rayne op 30 januari 1915. Op RCA had hij een grote Cajun-hit met de in Dallas opgenomen "Les Veuves de la Coulee". Happy Fats speelde met de Rayne-Bo Ramblers tot de band splitte in 1941. Daarna ging hij bij Leo Soileau's Rhythm Boys spelen. Later tourde hij nog o.m. met de beroemde zingende cowboy, Tex Ritter, om te spelen in Mississippi, Arkansas, Georgia, Florida en Hollywood. Happy Fats ging vervolgens nog heel lang verder met het spelen van Cajun (Cajun Country) en het steunen van de Cajun-muziek, door o.m. mee te werken aan radio-programma's. Net als z'n fiddler Doc Guidry, gaf Happy Fats ook muzikale steun (o.m. bij de verkiezingscampagnes) aan de in 1944 en 1960 verkozen Louisiana gouverneur Jimmie Davis. Happy Fats had Jimmie Davis al in de late jaren '30 ontmoet en had van hem ook veel steun gekregen, o.m. bij het beginnen schrijven van nummers en bij het opnemen. In Cajun Country, Louisiana behoorden nummers als "Jole Blon" en "Big Mamou" tot de campagne van Jimmie Davis. Gouverneur Jimmie Davis werd zelf ook een wereldberoemde Country-zanger met o.m. de bekende hit "You Are My Sunshine", maar ook met nummers als "Nobody's Darling But Mine" en de later door Carl Perkins (rockabilly) gecoverde "Sweethearts Or Strangers". Verder nam Happy Fats ook politiek getinte nummers op voor Jay Miller, die in 1966 het label Rebel Records opstartte. Deze (eigenlijk meer als grap bedoelde) protest-nummers waren meestal gericht tegen president Lyndon Johnson.

 

Van het nummer "Dear Mr. President" werden meer dan 250.000 exemplaren verkocht en Happy kreeg daarvoor van Jay Miller een gouden plaat. Op 9 november 1979, werd in Rayne door Louisiana gouverneur Edwin Edwards (zelf een Cajun) een "Happy Fats Day" toegekend, ter ere van z'n 50 jarig lang spelen en steunen van Cajun-muziek. Het nummer "Jole Blon", gebaseerd op de eerder door de familie Breaux, Leo Soileau en the Hackberry Ramblers opgenomen "Jole Blonde", werd voor Harry Choates een hit toen hij het in 1946 voor het Gold Star-label opnam. (De Texaanse boogie country-rocker Moon Mullican nam het nummer kort daarna ook op onder "New Jole Blon" voor King records en had er nog een grotere hit mee.) Harry Choates ("the Fiddle King of Cajun Swing"), geboren te Rayne in 1922 kon zowel gitaar en steel gitaar spelen als fiddle. Toen hij nog een kind was verhuisde hij mee met z'n moeder naar Port Arthur in Texas. Daar bracht hij veel tijd van z'n kinderjaren door in lokale kroegen luisterend naar de muziek die er uit de juke-box kwamen. In de late jaren '30 ging hij bij Leo Soileau's band spelen in Ville Platte. Daar nam hij ook de "Eh… Ha, Ha!!!"-kreten op, die later één van z'n typische handelsmerken werd. Volgens Jay Miller (studioman uit Crowley), die toen ook bij Harry speelde, was Harry Choates een schitterende muzikant die nooit een degelijk muziekinstrument had en iemand die geen Frans kon praten, maar het wel kon zingen. Ook nog eind jaren '30 speelde Harry ook nog bij Happy Fats' Rayne-Bo Ramblers en verzorgde o.m. de fiddle op de hit "Les Veuves de la Coulee". Daarna trok Harry Choates naar Houston waar hij o.m. "Jole Blon" opnam. Na "Gold Star" nam Harry ook nog op voor de labels: "De Luxe", "D", "O.T.", "Allied", "Cajun Classics", "Macy's" en "Humming Bird". Maar niettegenstaande hij nog heelwat uitstekende nummers opnam en bijzonder populair was in Zuidwest-Louisiana en Oost-Texas, bleef hij tevergeefs op zoek naar een andere grote hit ter opvolging van "Jole Blon". Z'n leven werd een puinhoop en een wilde orgie van drank, vrouwen en muziek. Happy Fats herinnerd zich nog dat hij Harry met z'n elleboog een vitrine in Main Street (een hoofdstraat) in Lake Charles zag breken, om er drank te jatten. Hij werd een echte alcoholieker en nadat hij z'n vrouw haar wekelijkse 20 dollar onderhoudsgeld voor hun kinderen niet betaalde, kwam hij in de gavangenis van Austin, Texas terecht. Daar stierf ook hij onder onduidelijke omstandigheden. Happy Fats vertelde hierover: "Hij doodde zichzelf nadat hij zich (door een epilepsie-aanval) met z'n hoofd steeds tegen de tralies sloeg. Althans, da's het verhaal die ik gehoord heb, maar het is ook mogelijk dat de politie hen zou vermoord hebben. Ik weet het niet. Er was vooral grote onduidelijkheid over het wanner dit precies gebeurd is." Hij werd in ieder geval in juli 1951, op 28 jarige leeftijd, begraven in Port Arthur, Texas.

 

Eén van de beroemdste cajun-accordeonisten ooit is ongetwijfeld Nathan Abshire . Nathan (voor het grootste gevuld met Cajun-bloed, maar ook gedeeltelijk van Indiaanse afkomst) was geboren te Gueydan op 27 juni 1913 en was de oudste van pa en ma Lanas Abshire's 6 kinderen. Z'n ouders waren ook allebei accordeonist. Op 8-jarige leeftijd trad Nathan reeds voor het eerst op voor een publiek. In 1935 nam hij voor het Bluebird-label op, begeleid door the Rayne-Bo Ramblers. Maar doordat de cajun-accordeon toen niet meer geliefd was, begon hij toen een tijdlang fiddle te spelen (net als vele andere accordeonisten, zoals ook Iry LeJeune en Austin Pitre). Maar sedert de late jaren '40 herwon de accordeon dan weer z'n populariteit in de Cajun-muziek. Bij deze accordeon-revival speelde, naast Iry LeJeune en Lawrence Walker, zeker ook Nathan Abshire een vooraanstaande rol. Vooral met "Pine Grove Blues" (o.m. in 1949 opgenomen in het KPLC radio-station te Lake Charles) had Nathan een grote Cajun-hit. Dit nummer was wel gebaseerd op Columbus Frugé's "Tite Négresse". (op de keerzijde van "Pine Grove Blues" stond "Kaplan Waltz", genaamd naar stadje "Kaplan" in Louisiana) Naast een heel goede muzikant (deze zanger-accordeonist won elke accordeonwedstrijd waaraan hij deelnam), was Nathan ook een uitstekende entertainer die bijna altijd lachtte. Of hij nou voor een zaal van 5000 mensen speelde of ergens thuis of bij vrienden voor 5 man, steeds haalde hij er alles uit wat hij kon en speelde en zong hij alsof z'n leven ervan af hangde. De Cajun-muziek die Nathan Abshire speelde, neigde soms behoorlijk naar de blues. Ook z'n latere opnames (en z'n opnames met the Balfa Brothers) hebben enorm bijgedragen aan de populariteit van de Cajun-muziek buiten Louisiana. Door flink wat bluesgevoel er in te stoppen, zorgde hij er voor dat heelwat niet-Cajuns van over de ganse wereld deze muziek gingen aanvaarden. Nathan Abshire stierf op 13 mei 1981.

Iry LeJeune (geboren in Church Point op 28 oktober 1928) z'n eerste plaat "Love Bridge Waltz" (met op de keerzijde "Evangeline Special") uit 1948 was direct een hit in Oost-Texas en in Acadiana (Zuidwest Louisiana). Voor het eerst sedert ruim 10 jaar kwamen hierdoor de cajun-accordeongeluiden weer uit de juke-boxen. Iry had accordeon leren spelen bij z'n nonkel Angelas LeJeune, die gedurende de jaren '20 een populaire muzikant was en z'n eerste plaat voor Brunswick opnam in 1929. Doordat Iry's ouders geen geld hadden voor een accordeon, ging Iry bijna dagelijks bij z'n nonkel langs om op zijn accordeon te oefenen terwijl die op de velden werkte. Verder werd Iry ook beïnvloed door Amédée Ardoin en Amédée Breaux. Doordat Iry bijna volledig blind was, moest hij leven van z'n muziek. Nadat hij naar Lacassine (nabij Lake Charles) verhuisde, ontmoette hij Floyd Le Blanc, die hem in 1948 naar Houston, Texas bracht om voor het label Opera op te nemen. Daar werd z'n eerste opname "Love Bridge Waltz" gemaakt. "Calcasieu Waltz" en "Teche Special" op het Folkstar-label waren ook grote successen, maar z'n meeste opnames gebeurden op Goldband, zoals "Duraldo Waltz", "Grande Bosco", "La Valse de Grande Chemin", "Convict Waltz" en "Lacassine Special". Iry zong steeds met enorm veel gevoel en z'n volle en melodieuze accordeon werd meestal nog ondersteund door een fiddle en een klassieke gitaar. Moest er in de Cajun-muziek een "ranking-lijst" bestaan, dan stond Iry ongetwijfeld bovenaan tussen de grootste Cajun-artiesten. Iry LeJeune stierf op 8 oktober 1954 door een auto-ongeval.

Tenor-zanger en accordeonist Lawrence Walker , geboren nabij Scott in 1908 verhuisde met z'n ouders naar Orange, Texas in 1915. Als tiener vormde hij dan samen met z'n broer Elton: The Walker Brothers. In 1936 nam Lawrence "What's The Matter Now" en "Alberta" op voor Bluebird. Z'n bluesachtige wijze van spelen gaf de traditionele Cajun-klank een extra dimensie. Begin jaren '50 had hij nog grote hits met Evangeline Waltz en Reno Waltz op Lyric. Van 1953 tot 1958 speelde Johnnie Allan steel gitaar bij Lawrence Walker and the Wandering Aces. Na Khoury en Lyric nam Lawrence ook nog platen op voor La Louisianne, Vee-Pee en Swallow. Met "Allons Rock And Roll" en "Lena Mae" bracht Lawrence Walker, in 1959, 2 van de eerste in 't Engels gezongen Cajun-Rock'n'Rollnummers uit. Hij stierf in 1968 aan een hartaanval.

 

 

Austin Pitre (geboren op 23 februari 1918 in Ville Platte) kreeg op 6-jarige leeftijd in deze harde tijden toch een accordeon van z'n fiddle-spelende vader, met de bedoeling dat zoonlief hem dan zou kunnen begeleiden bij z'n optredens op dansavonden. Doordat Austins moeder ook accordeon speelde, leerde hij de kneepjes van 't vak al heel snel. Austin die al snel de verantwoordelijk kreeg om geld in 't laatje te brengen om voor moeder en zus te zorgen, werkte overdag in de rijstvelden en moest 's nachts nog toezien over de waterpompen op de rijstvelden. In z'n vrije tijd maakte hij een fiddle van een sigarenkist en op 10-jarige leeftijd won hij een fiddle op kinderformaat door bloem- en groentezaadjes te verkopen. Toen hij 's nachts toezag op de waterpompen oefende hij op z'n fiddle. Later toen Austin trouwde (en toch nog z'n moeder financiëel bleef steunen) werkte hij overdag in de velden of als mechanicien, terwijl hij 's avonds laat ging optreden. Austin Pitre nam voor het eerst op in 1948 voor J.D. Miller in Crowley, waaronder "Evangeline Playboys Special" die op het Feature-label verscheen. "Chère Joues Rose" kwam een jaar later uit op Star Records. In de vroege jaren '50 nam Austin enkele nummers op voor het label French Hits, met behulp van the Rhythmaires (een groep die geleid werd door Chuck Guillory). In 1952 en '53 toen Austin een nieuwe band samenstelde, speelden The Balfa Brothers bij hem. In de late jaren '50 maakte hij eerst wat opnames voor Dr. Harry Oster en daarna voor Swallow Records. Daar had hij in '59 vooral met Douglas Bellard's "Les Flammes D'Enfer" (op vele cd's staat verkeerdelijk "Les Flumes D'Enfer") en Amédée Ardoin's "Opelousas Waltz" grote hits. In 1971 werden in Austin's garage ook nog uitstekende opnames gemaakt, maar deze werden door Arhoolie pas in 1997 uitgebracht, samen met 5 nummers die live in the Silver Star zijn opgenomen, op de cd "Opelousas Waltz". Deze opnames gebeurden samen met Harry LaFleur en z'n band (Harry and the Louisiana Aces) Z'n laatste opnames dateerden van 1979. Na serieuze gezondheidsproblemen stierf Austin Pitre in 1981.

 

Chuck (Murphy) Guillory , zanger en fiddler geboren op 16 augustus 1919 te Mamou, had van z'n vader (Mady) fiddle leren spelen. Toen hij 7,5 jaar oud was trad hij met z'n vader op zaterdagnamiddag al wekelijks op in Nick Fero's bar in Main Street, Eunice. (Deze kroeg is er nog steeds.) Op 10-jarige leeftijd liet hij z'n vader gaan en kreeg z'n eigen muzikanten bijeen. In de late jaren '30 won hij zelfs een fiddle-wedstrijd, waaraan o.m. ook Leo Soileau en Harry Choates deelnamen. Na de 2de wereldoorlog richtte Chuck de populaire Cajun Country band, The Rhythm Boys, op. Jimmie Newman (later bekend van the Grand Ole Opry in Nashville) speelde als jonge gitarist ook bij deze band en verzorgde ook de zang, samen met Chuck, accordeonist-zanger Milton Molitor en steel gitarist (en ex-bokser) Julius Lamperez, beter bekend als "Papa Cairo". Deze laatste verzorgde ook de zang op hun in 1949 uitgebrachte hit "Big Texas" (Grand Texas). Dit nummer werd later (in 1952) door Hank Williams met een andere (Engelse met een beetje Frans doorspekte) tekst bekleed en werd een wereldberoemde hit als "Jambalaya (On The Bayou)". Kort nadat "Big Texas" opgenomen werd, startte de op 27 juli 1920 in New Orleans geboren en in Crowley getogen Papa Cairo z'n eigen band op. Daar nam hij dit nummer opnieuw op onder z'n eigen naam. Papa Cairo maakte ook al Cajun en Hillbilly in Louisiana en Oost-Texas sedert halverwege de jaren '30. Voordat hij bij Chuck Guillory speelde, tourde hij al met Ernest Tubb en speelde hij met Leo Soileau en Harry Choates. Nadat Papa Cairo the Rhythm Boys verliet, speelde deze intussen al 7-koppige band in Lake Charles voor een 6-tal maanden samen met de intussen wereldberoemde country-zanger George Jones. In 1958 stopte Chuck Guillory zogezegd met optreden en begon een kruidenierszaak in Mamou. Maar hij stopte eigenlijk nooit echt met muziek spelen. Bij speciale gelegenheden of bij party's waar vrienden optraden dook hij telkens wel weer het podium op. In de late jaren '80 hervormde hij The Rhythm Boys, die terug regelmatig in Louisiana en Mississippi optraden en nog opnames maakten (met o.m. Papa Cairo en Preston Manuel).

 

 

Jimmy (C.) Newman werd geboren te High Point op 29 augustus 1927. Z'n moeder (en hijzelf dus ook) was familie van Dennis McGee. Jimmy Newman raakte vooral beïnvloed door de country-platen van Jimmie Rodgers, the Carter Family en Bob Wills en de western-films van Gene Autry en Roy Rogers. Pas in 1946 toen hij zelf in de muziekwereld stapte en iets later bij Chuck Guillory's band ging spelen, leerde hij Cajun-muziek spelen. Niettegenstaande Jimmy meer invloeden gehaald heeft uit de country dan uit de cajun, zong hij naast Hillbilly-nummers in 't Engels ook Cajun-liedjes in 't Frans. In 1951 nam hij voor Feature, zonder al te veel succes cajun-country nummers op als "Wondering" en "I Made A Big Mistake". Twee jaar later had hij veel meer geluk met "Darling", een honky-tonk nummer die later beter bekend werd als "Cry Cry Darling" (ook in de Bluegrass). Dit nummer schreef hij samen met J.D. Miller die de eerste was om Jimmie Newman in 't Engels op te nemen. Later had Jimmie ook nog hits met o.m. "Daydreamin'" en "Blue Darlin'", maar z'n grootste hit kwam in 1957 met "A Fallen Star" (een fifties rock-ballade). Naast country en cajun-country, nam Jimmy ook rockabilly-muziek op. Omdat men in 't zuiden van de V.S. vaak een 3-delige naam had (zoals Jerry Lee Lewis), bedacht men ook voor Jimmy Newman een tussennaam. Dit werd uiteindelijk Jimmy C. Newman, waarbij de C. voor Cajun staat. Al sedert de vroege jaren '50 tourde hij samen en nam hij samen op met fiddler Rufus Thibodeaux. Ze speelden ook samen in the Grand Ole Opry. (Pas in 1980 verliet Rufus Jimmy Newmans band) In 1961 nam Jimmy voor Decca grote country-hits op, als "Alligator Man" en "Bayou Talk". Andere grote country-hits voor Decca in de jaren '60 waren "DJ For A Day" en "Louisiana Saturday Night". In '74 keerde hij terug naar z'n cajun-roots en nam voor La Louisianne de L.P. "Jimmy C. Newman sings Cajun" op. Met fiddle, steel gitaar, gitaar, bass en drum nam hij nummers op als "Jole Blon", "Grand Texas", "La Valse de Grand Basile" en "Cher Tout-Toute". Maar de succesvolste werd, het toen ook opgenomen, "Lache Pas La Patate". Vooral door de uitstekende verkoop in Canada (waar deze single meer dan 200.000 exemplaren verkocht), kreeg Jimmy hiervoor een gouden plaat. Hiermee was hij de eerste (en nog steeds de enige) Cajun die met een (Frans) Cajun-nummer een gouden plaat won. Het nummer werd voor hem geschreven door de nog steeds in Crowley wonende Clifford Trahan, die o.m. onder de naam Pee Wee Trahan country en rockabilly speelde. Zo schreef Trahan ook "A Cajun Man Can" voor Jimmy C. Newman en de op Johnny Horton's "North To Alaska" gebaseerde "South To Louisiana" voor Johnny Allan. Jimmy C. Newman woont nu in Nashville en is er nog steeds actief in the Grand Ole Opry.

Een andere Cajun die net als Jimmy C. Newman, niet alleen in de cajun-muziek maar ook in de country-wereld z'n stempel liet zetten is zanger-fiddler Doug Kershaw. Hij werd geboren te Tiel Ridge op 24 januari 1936, maar verhuisde naar Lake Arthur met z'n moeder en broers Edward, Nelson (Pee Wee) en Rusty, nadat hun vader zichzelf op 41-jarige leeftijd had doodgeschoten. In Lake Arthur verzamelde Doug zakgeld door schoenen op te blinken en fiddle te spelen op straathoeken. Op 8-jarige leeftijd begeleide hij z'n gitaar spelende moeder in een lokale club. In 1947 verhuisde hij naar Jennings en 5 jaar later vormde hij z'n eerste band, the Continental Playboys, samen met broers Pee Wee en Rusty (onder het moto: een band met 3 broers in, kan alleen maar goed zijn J ). Voor J.D. Millers "Feature Records" in Crowley namen ze als "Douglas Kershaw with the Bewley Gang" hun eerste Engelstalige plaat "When Will I Learn" op. Toen Doug 18 en Rusty 16 jaar waren namen ze bij J.D. Miller meerdere nummers op, waaronder "No, No, It's Not So", om uiteindelijk in Nashville te laten uitbrengen bij Acuff-Rose en Hickory Records. De eerste plaat die hiervan uitkwam was "So Lovely Baby" en de band werd toen simpelweg Rusty and Doug genoemd. In tegenstelling tot Louisiana artiesten Jimmy Newman en Al Terry, braken zij in Nashville niet onmiddellijk door. Hun country-muziek had toen een beetje nood aan een dosis Rock'n'Roll en het duurde 3 jaar vooraleer ze een nummer ("Hey Sherriff") hadden die in de Country Charts belandde. In november '57 speelden ze ook voor 't eerst in de Grand Ole Opry. Rusty & Doug zongen toen, een beetje in de stijl van the Everly Brothers, op harmonische wijze samen, maar hun bloeiende carrière werd onderbroken toen ze in 1958 door Uncle Sam werden opgeroepen. Na hun militaire dienst maakten Rusty & Doug hun echte come-back, tijdens een sessie in oktober '60 voor Hickory waar ze o.m. Cajun Country nummers "Louisiana Man", "Jole Blon" en "Diggy Liggy Lo" opnamen. Met "Louisiana Man" (een ontroerend nummer over hun vader zaliger en hun leven in de bayou) hadden ze een nr. 10 en met "Diggy Liggy Lo" een nr. 14 hit in de Country Charts. Nadat de broertjes in 1963 voor RCA Victor ook met "Cajun Stripper" een heel populair nammer hadden, gingen ze uit elkaar. Rusty deed het in de muziek wat rustiger aan en werd electricien, terwijl Doug verder snuffelde in de muziekwereld en in Nashville een geëerd man werd als solo-artiest en liedjes-schrijver. Rond 1970 werd Doug door velen de Cajun-hippie genoemd. (Komt ervan als je een Cajun bent die z'n haren laat groeien!) Doug is in ieder geval één van de superzeldzame artiesten die kan zeggen dat z'n muziek niet alleen wereldwijd, maar ook in de ruimte beluisterd werd. Toen de Apollo 12 naar de maan ging, mocht de bemanning zelf de muziek uitkiezen en Doug's "Louisiana Man" was de keuze van de boordcommandant. (Als Frymoudje nog eens de ruimte in trekt geven we hem zeker wat muziek van the Billygoat Riders mee!) Indien je dus ooit eens in de ruimte vertoeft, moet je dus niet verschieten als je een muziekspelend ruimtewezentje ontmoet die beweert dat hij z'n invloeden bij Doug Kershaw gehaald heeft. Doug, die ook graag eens een pintje dronk en zich soms wel eens aan dat "druppeltje alcohol teveel" waagde, bracht later zowel nog goeie als ontgoochelende country-rock (met wat cajun-gevoel in) uit, maar bleef steeds zeer levendige en dynamische optredens verzorgen. Hij bespeelde 28 verschillende muziekinstrumenten, maar blijft het best bekend als fiddler (en uiteraard ook als zanger!).

 

WORDT VERVOLGD…